Er is de afgelopen jaren veel gesproken over de vraag of het gebruik van sociale media (SMU) verband houdt met depressie. Deze nieuwe studie in het American Journal of Preventive Medicine suggereert dat dit mogelijk is. We kijken naar het gebruik van sociale media in ons gratis lesplan Sexting, pornografie en het brein van adolescenten. We hebben veel naar depressie gekeken Mentale effecten van porno.

In deze nieuwe studie werd gekeken naar 990 Amerikanen van 18-30 jaar die aan het begin van de studie niet depressief waren. Het testte ze vervolgens zes maanden later. Basislijn gebruik van sociale media:

“Was sterk en onafhankelijk geassocieerd met de ontwikkeling van depressie in de daaropvolgende 6 maanden. Er was echter geen verband tussen de aanwezigheid van depressie bij aanvang en een toename van SMU gedurende de volgende 6 maanden. "

De krant zegt verder dat:

“Er zijn drie belangrijke conceptuele redenen waarom SMU mogelijk verband houdt met de ontwikkeling van depressie. Een daarvan is dat SMU veel tijd in beslag neemt. In deze steekproef gebruikte de gemiddelde deelnemer ongeveer 3 uur sociale media per dag, in overeenstemming met nationale schattingen. Daarom kan het zijn dat deze grote hoeveelheid tijd activiteiten verdringt die nuttiger kunnen zijn voor het individu, zoals het aangaan van belangrijkere persoonlijke relaties, het bereiken van echte doelen of zelfs gewoon momenten van waardevolle reflectie.

“Een tweede reden waarom SMU mogelijk verband houdt met de ontwikkeling van depressie, betreft sociale vergelijking. Voor jongvolwassenen, die zich op een kritiek moment bevinden wat betreft de ontwikkeling van identiteit, kan blootstelling aan onbereikbare beelden op sociale mediasites depressieve cognities vergemakkelijken.

“Een derde reden is dat constante blootstelling aan afbeeldingen op sociale media de normale neurocognitieve ontwikkelingsprocessen kan verstoren. Traditionele paden die verband houden met de ontwikkeling van sociale relaties, zoals sociale cognitie, zelfreferentiële cognitie en verwerking van sociale beloningen, omvatten bijvoorbeeld een complexe wisselwerking tussen meerdere hersengebieden, zoals de dorsomediale prefrontale cortex, mediale prefrontale cortex en ventrale striatum.

“Hoewel onderzoek op dit gebied voorlopig is, is het mogelijk dat contextuele kenmerken van SMU, zoals de snelle cycli van deze beloning en cognitieve processen, de normale ontwikkeling kunnen verstoren, wat op zijn beurt de ontwikkeling van aandoeningen zoals depressie kan vergemakkelijken. Er moet op dit gebied meer onderzoek worden gedaan om deze mogelijke mechanismen te evalueren. "

Conclusies

Deze studie levert de eerste grootschalige gegevens op die de directionaliteit van SMU en depressie onderzoeken. Het vindt sterke associaties tussen de initiële SMU en de daaropvolgende ontwikkeling van depressie, maar geen toename van SMU na depressie. Dit patroon suggereert tijdelijke associaties tussen SMU en depressie, een belangrijk criterium voor causaliteit. Deze resultaten suggereren dat artsen die met depressieve patiënten werken, SMU moeten erkennen als een potentieel belangrijke opkomende risicofactor voor de ontwikkeling en mogelijke verergering van depressie (nadruk toegevoegd).

Een volledige kopie van Temporele associaties tussen gebruik van sociale media en depressie is nu beschikbaar op open access.